Inwoners van Ieper volgens de hoofdgeldbelastingskohieren van 1710, 1711 en 1712
P.A. Donche
petrus.uncius@gmail.com
Verschijningsdatum: 1996
- 144 bladzijden
- formaat 168 x 248 mm
- familienaamindex
- klik hier voor de voorpagina
- klik hier voor een specimen (uit het kohier)
Voorraad: (in boekvorm uitgeput) Voor een PDF-versie (€ 20) mail naar petrus.uncius@gmail.com.
In dit boek werden drie kohieren van de hoofdgeldbelasting van de inwoners van de stad Ieper, uit 1710, 1711 en 1712 verwerkt. Die belasting moest toelaten om de voortdurende oorlogen van de Franse koning Lodewijk XIV mee te financieren. De stad Ieper en de gelijknamige kasselrij waren immers, samen met andere kasselrijen en steden in het Zuidwesten van de Spaanse Nederlanden sinds 1678 (Vrede van Nijmegen) geannexeerd bij Frankrijk.
Deze kohieren, bewaard in het Algemeen Rijksarchief te Brussel, dateren van de laatste jaren van de Franse bezetting want in 1713, bij de Vrede van Utrecht keerden de kasselrijen Ieper en Veurne terug naar de Habsburgse (nu 'Oostenrijkse') Nederlanden. Andere Vlaamse kasselrijen zoals Sint-Winoksbergen (Bergues), Kassel (Cassel), Belle (Bailleul), Broekburg (Bourbourg), ... bleven definitief aangehecht bij Frankrijk.
Ieper telde in 1689 ongeveer 12.000 inwoners in ongeveer 2.500 gezinnen, aantallen die allicht niet zo veel verschilden van die in de periode 1710-12.
De belasting werd hoofdgeld genoemd omdat het een 'hoofdelijke' (persoons-) belasting was: ieder 'hoofd' moet bijdragen of het nu een hoge edele, dan wel een kleine ambachtsman was. De bevolking werd daartoe ingedeeld in klassen: de hoogste klassen betaalden forse sommen, de laagste klassen kleine bijdragen. In 1710-12 werden voor de Ieperse stadsbevolking 12 klassen gehanteerd met hoofdelijke belastingen gaande van 68 pond 15 schellingen tot 1 pond 15 schellingen (55 maal minder dan de 1ste klasse).
Per belastingklasse, werden de inwoners volgens 'kanton' opgelijst met voor- en familienaam en vaak ook het beroep. De 10 kantons stemmen overeen met bepaalde wijken binnen de stad, de wijken konden we grosso modo afbakenen. We kennen van de Ieperse belastingbetalers dus ook de stadswijk waar zij in Ieper woonden. Vele komen voor in de drie jaren, 1710, 1711, 1712 voor, anderen verdwijnen vanaf een bepaald jaar (overleden, verhuisd), andere duiken pas op vanaf een bepaald jaar (inwijkelingen).
Het boek heeft ook een alfabetische index op de familienamen.